Analogieën oefenen
Van alle verbale intelligentietests worden analogieën door assessmentbureaus het meest gebruikt. In een analogieëntest is er in elke opgave een woord dat niet ingevuld is. Aan jou wordt gevraagd: welke letter of welk woord hoort op de open plek? Daarbij geldt dat elke opgave is opgebouwd volgens één of meer logische regels waar je achter moet zien te komen.
Voorbeelden van verstopte regels in analogiëntests
Het antwoord is hier "J". De verstopte regel is dat het eerste letters van opvolgende maanden zijn. Januari, februari, maart in de eerste reeks, april, mei, en opvolgend juni in de tweede reeks.
Nog een voorbeeld:
Het antwoord is hier "vies". De verstopte regel is 'het tegenovergestelde'.
Dit is de 'zoek-de-regel'-strategie omdat het er altijd om gaat de verstopte regel te vinden. Bij moeilijke opgaven is de regel ingewikkeld en zijn er vaak ook verschillende regels in het spel. Maar hoe moeilijk een opgave ook is, het principe is altijd hetzelfde: er is sprake van één of meerdere verstopte regels.
Waar het bij analogieën om gaat is dat je relaties tussen woorden moet leggen. Een analogieëntest bestaat meestal uit zo'n veertig zinnen waarbij in elke zin één woord is weggelaten. De bedoeling is dat jij de zin compleet maakt. Daarvoor moet je een woord zoeken dat logisch op de open plaats hoort. Er bestaan twee soorten analogieën: enkele en dubbele.
Enkele analogieën
Dit is de eenvoudigste soort analogieëntest omdat er slechts één woord ontbreekt. De opgave heeft altijd een linkerhelft en een rechterhelft, een essentieel onderscheid binnen een analogie. Een voorbeeld van een enkele analogie:
Het eerste dat je moet doen is de zin scheiden in een linkerhelft en een rechterhelft. De linkerhelft is hier 'boot staat tot water'. Vervolgens moet je voor jezelf de verbindingswoorden 'staat tot' wegstrepen en vervangen door een zin die de relatie tussen de twee woorden goed beschrijft. Het gaat er vervolgens om dat de relatie van de twee woorden aan de linkerkant (boot en water) gelijksoortig moet zijn aan de relatie van de twee woorden rechts (auto en ...). In dit geval ligt die relatie bij het begrip vervoeren. De vervangende zin luidt: 'vervoert je op'. Een boot vervoert je op het water en een auto vervoert je op de weg.
Soms is dit niet de enige relatie die denkbaar is. In dat geval gaat het om de meest onderscheidende, scherpe relatie. Met de drie gegeven woorden kun je altijd tot de ontbrekende woordschakel komen.
Dubbele analogieën
Dubbele analogieën zijn moeilijker dan enkele analogieën. Het principe is wel hetzelfde, maar het verschil is dat er niet één maar twee woorden zijn weggelaten. In elke zin moet er één ingevuld worden. Er staat dan ook een dubbele rij antwoordalternatieven. Een voorbeeld:
De opgave is hier om voor de eerste open plek een woord uit de eerste rij woorden te kiezen, en voor de tweede open plek een woord uit de onderste rij. De verstopte regel is in dit geval: 'is de provinciehoofdstad van'.
Samenvattend kunnen we stellen dat de analogieëntest een voorbeeld is van een test waarbij je één of meer verstopte regels moet ontdekken die je vervolgens naar het meest logische antwoord leiden. Het gaat steeds om de meest scherpe, logische regel. Soms kun je met enige creativiteit nog een andere regel aanwijzen. Als dat vergezocht is, is het niet het juiste antwoord.
IQ Test Training
Meer informatieAnalogieëntest oefenen
Wil je na deze uitleg aan de slag met analogieeuml;n? Je kunt een gratis analogieëntest doen, of naast analogieën nog veel meer IQ test onderdelen oefenen met de IQ test training.
De beschreven uitleg en voorbeelden zijn ontleend aan: Kok, B. & De Jongh, F.D. (2012). Assessment doen. De beste voorbereiding op assessment-rollenspel, persoonlijkheidstest en iq-test. Uitgeverij Spectrum.