Nature vs nurture

Een veelgestelde vraag is: ‘Is persoonlijkheid aangeboren of aangeleerd?’.

Dit vraagstuk wordt ook wel het nature-nurture vraagstuk genoemd. Over dit vraagstuk is door filosofen en andere wetenschappers eeuwenlang gedebatteerd. Volgens John Locke (1632-1704) en zijn aanhangers was de ontwikkeling van de persoonlijkheid puur een kwestie van ‘nurture’ oftewel opvoeding. Het pasgeboren kind zou als een onbeschreven blad (‘tabula rasa’) zijn, dat zich laat vormen zoals de opvoeders willen.

Tegenhangers van deze visie, zoals Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), beweerden juist dat erfelijkheid de belangrijkste invloed heeft op de persoonlijkheid. Volgens Rousseau loopt de ontwikkeling van het kind volgens een innerlijke, biologische tijdtafel. Als ouders speel je daarin geen rol, aldus Rousseau. Waarschijnlijk is dat ook de reden dat Rousseau zijn eigen kinderen naar het weeshuis bracht.

Tweelingenonderzoek naar het nature-nurture vraagstuk

Tegenwoordig weten we dankzij tweelingenonderzoek steeds meer over het nature-nurture vraagstuk. Dit type onderzoek observeert eeneiige tweelingen die apart van elkaar opgroeien, dus in verschillende gezinnen en omgevingen. Eeneiige tweelingen delen 100% van hun genen. Wanneer eeneiige tweelingen die apart van elkaar opgroeien op een bepaalde eigenschap van elkaar verschillen, moet dat dus wel komen door omgevingsfactoren. Je weet dan dat die eigenschap (deels) is aangeleerd.

Door dit soort onderzoek is inmiddels in grote lijnen bekend hoe groot de invloed van erfelijkheid en omgeving op persoonlijkheid is. Zo weten we nu dat eigenschappen als extraversie, zorgvuldigheid, neuroticisme, vriendelijkheid en openheid voor zo’n 20 tot 45% zijn aangeboren. Voor de rest worden deze eigenschappen gevormd door invloeden uit de omgeving, zoals ouders, school, vrienden, et cetera.

Lees verder over de invloed van cultuur op persoonlijkheid.

Â